Carla Fransman werkt vanaf haar 19e in het onderwijs. Ze begon als kleuterleidster, stond voor groep drie en belandde in het speciaal onderwijs. In de avonduren studeerde ze pedagogiek. Daarna werkte ze jarenlang op een pabo. Toen ze in een burn-out belandde stelde ze zichzelf de vraag: ‘Wat wil ik nou echt?’ Het gevoel zelf weer les te willen geven aan kinderen kwam sterk naar boven.

‘Ik werk sinds drie jaar in het vormingsonderwijs. In 2020 reageerde ik op een kleine vacature van PC GVO in Rotterdam. Door de lockdown was het een gek jaar, maar ik ging ervoor. De verplichte opleiding was bepaald geen straf. Ik heb daar ontzettend veel basiskennis opgedaan en tools gekregen die je als vakleerkracht vormingsonderwijs nodig hebt om goed zicht te krijgen op wat het vak van je vraagt.

Momenteel combineer ik mijn werk aan de Hogeschool met twee dagen vormingsonderwijs op twee verschillende scholen. Drie groepen op een basisschool in Rotterdam en vijf groepen op een speciaal onderwijsschool. Het werk verschilt per school. Je bent als vakleerkracht te gast in de school, dus het hangt van de directie en de andere docenten af hoe daarmee wordt omgegaan. Soms valt het niet mee goed contact te krijgen en voel je je een buitenstaander. Dat is wel de realiteit van dit vak. Gelukkig helpen regiobegeleiders en collega vakleerkrachten je daar doorheen. Met een nieuwsbrief ben ik transparant over wat ik doe. Die deel ik uit op school en geef hem mee aan de kinderen om thuis te laten lezen aan de ouders. Ik neem zo een open houding aan die hopelijk ook respons oproept.

Een open basishouding als vakleerkracht is belangrijk, je hebt een voorbeeldfunctie voor de kinderen

Geen stenen huis

Als vakleerkracht moet je stevig op je benen staan. Als je houdt van creativiteit in je denken en lessen ontwerpen, dan kan het zeker een beroep zijn dat bij je past. De insteek is dat je met je eigen levensbeschouwing binnenkomt, maar dit moet niet een soort stenen huis zijn. Het is puur een fundament waarop je stevig staat en vanuit daar kijk je door open vensters naar de ander. Je gaat dus open de les in en respecteert ook dat kinderen andere meningen hebben. Die ruimte moeten ze voelen, daarin heb je een voorbeeldfunctie.

Kracht

Het is elke les een uitdaging om met de kinderen over bepaalde onderwerpen te praten. Symboliek helpt. Zo vertelde ik afgelopen donderdag het verhaal van jozef die in een put werd gegooid en verkocht aan slavenhandelaren. Ik vertaal dat dan naar de uitspraak: ‘Ik zit in de put.’ En dan ga ik vragen stellen: Wat is een put? Wat betekent in de put zitten? Zit jij wel eens in de put? En ook: Hoe kun je de ander moed geven als die in de put zit? Dan komen de meest ontroerende gedachten los. Zo knap wat die kinderen durven te delen op zo’n moment. Kinderen laten nadenken over wie ze zijn en waar ze vandaan komen; hun opvattingen en geloof. Dát is voor mij de kracht van het vormingsonderwijs.

Wereldbaan

Het allerfijnst aan dit werk is het wekelijks contact met de kinderen in een soort mini-klasje waarin ik mijn eigen lessen uitzet en prachtige onderwerpen behandel. Het geeft me een gevoel van vrijheid en creativiteit. Ik zorg ervoor dat kinderen zich veilig voelen door ze echt naar elkaar te laten luisteren. Daar is tijd voor. De Bijbelverhalen die ik gebruik roepen iets op. Het zijn grote verhalen over kleine mensenlevens. Je ziet de kinderen erin meeleven. Ze hangen aan mijn lippen als ik erover vertel. Voor mij is het de ideale combinatie van onderwijs en met kinderen werken. Je hebt geen administratie en wordt niet afgerekend op behaalde cijfers aan eind van het jaar. Echt een wereldbaan.’