De eerste honderd dagen zitten erop voor de nieuwe directeur-bestuurder van het Centrum voor Vormingsonderwijs. Hoog tijd dus voor vijf vragen aan Esther van Vroonhoven. ‘Vormingsonderwijs gaat over jezelf in relatie tot jouw levensbeschouwing, maar ook over je relatie met de ander en over je relatie met de wereld om je heen.’

Esther van Vroonhoven

Waar ben je de afgelopen maanden vooral mee bezig geweest? 

‘De eerste 100 dagen heb ik vooral gebruikt om vormingsonderwijs te leren kennen. Want net zoals zoveel mensen in Nederland had ik nog nooit van vormingsonderwijs gehoord. Dus ik heb met veel medewerkers gesproken, zoals de regiobegeleiders die het vormingsonderwijs in de regio coördineren, maar ook met de directeuren van de verschillende denominaties. Inmiddels ben ik ook bij de lessen zelf aangekomen, en breng ik verschillende lesbezoeken door het land. Ook heb ik mijn voelsprieten naar buiten toe gericht en al kennisgemaakt met organisaties rondom levensbeschouwing in het onderwijs en rondom openbaar primair onderwijs.’ 

Heb je al ontdekt wat vormingsonderwijs kan betekenen? 

‘Ik loop altijd met mijn boekje rond en als ik dan een mooie zin hoor die ook resoneert in mezelf, schrijf ik die op. Zoals de zin die vormingsonderwijs volgens mij goed weergeeft: “Vormingsonderwijs gaat over jezelf in relatie tot jouw levensbeschouwing, maar ook over je relatie met de ander en over je relatie met de wereld om je heen.” Die drietrapsraket: jezelf, de ander en de wereld, kom je eigenlijk steeds tegen in het vormingsonderwijs. Een andere zin die ik erg raak vond is: “Enkel wanneer je jezelf en je eigen traditie kent, kun je vol zelfvertrouwen open staan voor de ander.”  

Vormingsonderwijs draait voor een groot deel om reflectie – hoe sta je er zelf in? Leren reflecteren is dus een belangrijk onderdeel van elke vormingsles.’ 

Het is goed om onze blik naar buiten te richten en te onderzoeken of vormingsonderwijs aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen

Wat heeft je in de afgelopen periode het meest verrast? 

Vooral dat de samenwerking tussen verschillende levensbeschouwingen in het vormingsonderwijs nog zo pril is. De geschiedenis van vormingsonderwijs gaat namelijk al heel ver terug. Ik vind het mooi om te zien dat er sinds enige tijd moeite gedaan wordt om verder dan de eigen kring te kijken en om samenwerkingsvormen te zoeken. Dat vraagt een houding waarin je open kunt staan voor een andere levensbeschouwing. Maar het heeft ook praktische kanten: hoe zorg je ervoor dat je deze samenwerking bijvoorbeeld via het carrouselonderwijs (waarin vakleerkrachten van verschillende denominaties gezamenlijk lessenseries aanbieden) ook organisatorisch mogelijk is? Dat is een ontwikkeling waarin we steeds wat stapjes zetten. 

Wie zou je binnen èn buiten het Centrum voor Vormingsonderwijs de komende tijd graag willen spreken en waarom? 

Mijn opdracht als directeur-bestuurder is om vormingsonderwijs duurzaam en verantwoord te organiseren. Daar heb ik de directeuren van de verschillende denominaties hard bij nodig en ik zou graag verdiepende gesprekken gaan voeren met de zendende instanties (de levensbeschouwelijke achterban) die achter vormingsonderwijs staan. Daarnaast zou ik heel graag ouders van schoolgaande kinderen in het primair openbaar onderwijs spreken, want heel veel van hen kennen ons niet. Terwijl ouders de opdrachtgevers zijn voor vormingsonderwijs. Verder ga ik ook graag in gesprek met schoolbesturen, zowel scholen die met ons samenwerken, als scholen die dat niet (meer) doen. Vooral ook om te leren: wat doen we goed, wat kan beter?

Waar liggen kansen voor vormingsonderwijs als je kijkt naar de maatschappij en het werkveld? 

Het is goed om onze blik naar buiten te richten en te onderzoeken of vormingsonderwijs aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen. Misschien vraagt dit wel om uitbreiding van ons aanbod, want denk alleen maar aan de Oekraïense kinderen die veelal een christelijk-orthodoxe achtergrond hebben. Het is sowieso interessant om te kijken naar de kinderen uit vluchtelingengezinnen. Zij gaan eerst naar een internationale schakelklas waar de nadruk ligt op het leren van de Nederlandse taal. Maar zou het niet goed zijn om deze kinderen – die vaak afkomstig zijn uit wat minder-pluriforme samenlevingen dan Nederland – ook vormingsonderwijs in carrouselmodel aan te bieden? Hoe dan ook blijft vormingsonderwijs belangrijk om kinderen wat mee te geven vanuit de verschillende levensbeschouwingen die er zijn, omdat vormingsonderwijs echt enorm kan bijdragen aan identiteitsvorming.